Krant Trouw

Na tien jaar terug naar de tandarts. ‘Ben ik daar al die tijd zo bang voor geweest?’ 27 oktober 2018

 

4 procent van de Nederlanders is bang van de tandarts

Tien jaar lang durfde Robert Visscher niet naar de tandarts, na een nare ervaring als tiener. Nu gaat hij voor het eerst toch maar weer. Robert Visscher 27 oktober 2018, 14:29

Aarzelend stap ik over de drempel van de tandartsenpraktijk. Tien jaar heb ik dat niet gedurfd. Ik ga op een kuipstoel zitten in de smetteloos witte wachtruimte. Ik blader door een tijdschrift, maar het lukt me niet om een letter te lezen. Ik wil me er vooral achter verschuilen om niet te laten zien dat ik bang ben. Want dat kan toch eigenlijk niet als je 37 bent?

Tandarts Philip Hawi roept mijn naam. Hij is jonger dan ik, heeft een donkere baard, zeer witte tanden en lacht me vriendelijk toe. Ik prent mezelf in dat het tot nu toe allemaal goed gaat, maar dan zie ik de tandartsstoel met de grote lamp erboven en komen mijn nare herinneringen direct weer boven. Ik kan mijn ogen niet van de instrumenten met haakjes en boortjes afhouden. Het lijken martelwerktuigen.

Ik ben niet de enige met een tandartsfobie. Vier procent van de Nederlanders heeft er last van. Het is een schaamtevolle angst, weet Ad de Jongh, hoogleraar angst- en gedragsstoornissen bij de faculteit tandheelkunde van de Universiteit van Amsterdam. De angst is hardnekkig, blijkt uit meerdere wetenschappelijke onderzoeken. De Jongh noemt het een lichte vorm van posttraumatische stressstoornis, die in 95 procent van de gevallen is ontstaan na een nare gebeurtenis in de tandartsstoel. “Het voelt voor de patiënt als een verkrachting of een ernstig auto-ongeluk”, aldus De Jongh. “Want ook dan voel je je machteloos, heb je geen controle en is het onvoorspelbaar wat er gebeurt. In ons onderzoek vonden we dat veel angstige patiënten last hebben van herbelevingen, opdringende herinneringen die ze niet kunnen wegstoppen of kwijtraken. Waardoor mensen een bezoek aan de tandarts uitstellen, de problemen groter worden en de oplossingen pijnlijker zijn.

Als kleine jongen vreesde ik de tandarts niet. Ik was er nog het meest mee bezig of ik na afloop wel een leuk cadeautje kreeg. Gaatjes had ik niet. Dat kwam door mijn moeder, die met militaire precisie mijn tanden poetste. Ze werkte als tandartsassistente bij het academisch ziekenhuis van Groningen. Ze verbood mijn zus en mij om ‘plaksnoep’ als lolly’s en toffees te eten, omdat ze elke dag zag hoeveel schade dat aanrichtte.

Vernedering

Twintig jaar geleden ging ik dan ook vrolijk naar de afspraak bij de tandarts. Mijn verstandskiezen moesten getrokken worden. De eerste twee waren er een week eerder al uitgehaald en dat ging goed. Mijn tandarts was een stille, beetje wereldvreemde man, die zijn patiënten amper in de ogen keek of tegen ze sprak.

Beeld Getty Images

Hij verdoofde me en pakte een soort nijptang waarmee hij in mijn mond wroette. Het voelde anders dan de vorige keer. Pijnscheuten staken direct door mijn kaak. Het was alsof hij met een vlijmscherp mes in mijn mond stak. Ik wilde roepen dat de verdoving niet goed werkte, maar die tang zat al achter in mijn mond en ik kon niks uitbrengen.

“Kom dichterbij”, snauwde hij naar de assistente, die met een slangetje bloed en speeksel wegzoog. Hij begon daarna hard heen en weer te wrikken, als bij een verroeste spijker die niet uit de muur wil. Maar het hielp weinig. Plots pakte de tandarts me bij mijn keel, zodat hij meer houvast had. Ik kreeg steeds minder lucht en kneep mijn ogen stijf dicht. Intussen ging het wrikken door en werden de pijnscheuten heviger. Toen liet de verstandskies eindelijk los.

Ik opende mijn ogen en zag dat de tandarts mij nadeed door zijn ogen stijf dicht te knijpen. De assistente lachte luid. “Goed je mond spoelen.” Dat was alles wat hij zei. Ik ging naar huis en praatte er met niemand over. De dagen erna kon ik aan vrijwel niets anders denken dan aan deze ervaring. Ik schaamde me - ik was toch een stoere vent van zeventien, die nergens bang voor wilde zijn?

Geen gaatjes

Niet lang daarna ging ik studeren en verhuisde ik naar Groningen. Ik moest een nieuwe tandarts vinden. Ik belde er twee, maar die hadden geen plek. Dat luchtte op. Jaren gingen voorbij zonder dat ik de tandarts bezocht. Ik was geregeld bang dat er iets mis was. Soms voelde ik druk op mijn tanden en wist ik zeker dat ze uit zouden vallen. Ik had terugkerende nachtmerries waarin ik steeds maar weer dat wrikken en dat lachende gezicht voor me zag. Zelden heb ik me zo vernederd gevoeld.

Pas zo’n tien jaar later, ik woonde inmiddels in Delft, ging ik nog een keer. Maar ik zei niet dat ik zo lang niet was geweest. Gelukkig was de tandarts een aardige man, die me rustig vertelde dat ik geen gaatjes had en dat gaf mij de bevestiging dat ik er goed aan had gedaan niet te gaan.

Nu, weer tien jaar later, moet mijn oudste zoon voor het eerst naar de tandarts. Ik durf hem niet te zeggen dat ik er nog nooit ben geweest sinds hij is geboren. Ik wil het goede voorbeeld geven. En zo kom ik terecht in de stoel van tandarts Philip Hawi. Hij weet dat ik bang ben, dat heb ik bij het maken van de afspraak verteld. Hij schrikt er wel van dat ik tien jaar niet ben geweest en überhaupt maar twee keer een controle heb gehad sinds mijn zeventiende. “Dat is heel lang. Ik ga je echt geen pijn doen. Bij alles wat ik doe, verdoof ik altijd eerst”, zegt Hawi. “Vandaag ga ik alleen maar even kijken en foto’s maken.”

Dat lucht een beetje op. Hij piert wat met een haakje in mijn mond. Het doet geen pijn. Daarna stopt hij een stang in mijn mond en neemt hij foto’s. Hij vertelt dat er verrassend genoeg helemaal niks aan de hand is. “Je hebt sterke tanden. Je hebt alleen last van terugtrekkend tandvlees, dus je moet minder hard drukken bij het poetsen.” Ik lach van opluchting. Even later sta ik weer buiten. Het is zo voorbij. Ben ik daar nu al die tijd zo bang voor geweest?

Moed verzamelen

Als ik mijn verhaal aan hoogleraar Ad de Jongh van de UvA vertel, vindt hij het herkenbaar. “Tijdens dat angstige moment maak je extra veel adrenaline aan. Dit hormoon maakt dat de herinnering levendiger en emotioneler wordt opgeslagen in je brein. Het is zelfs dat hoe machtelozer je je voelt, des te levendiger en emotioneler de herinnering. Daarom heeft een slechte ervaring grote gevolgen.”

Wat valt er aan te doen? Je moed verzamelen en de tandarts toch weer bezoeken, dat is pas de eerste stap. Het is handig om naar iemand te gaan die ervaring heeft met angstige patiënten. “Heb je een goede ervaring, ga dan snel weer”, adviseert De Jongh. “Maar pas op. Want uit onderzoek blijkt dat het effect van een fijn bezoek aan de tandarts na drie weken is uitgewerkt. Daarna komt vooral het vervelende gevoel van vroeger weer bovendrijven. Ga dus liever een keer extra.”

Voor mij komt dat advies te laat. De tandarts verwijst mij door naar de mondhygiëniste, omdat ik veel tandplak heb. Die doet me meer pijn dan ik verwacht. Halverwege vraagt ze: “Voel je het wel? Meestal liggen patiënten hier met een vertrokken gezicht, maar aan jou zie ik niet dat je pijn hebt.” Dat komt doordat ik me helemaal in mezelf keer en al het gevoel probeer buiten te sluiten.

Dat is niet verstandig, zegt De Jongh. “Als je last hebt van een angst of een fobie, dan kun je je het beste verdoven. Je hoeft je niet groot te houden en te vechten tegen de pijn. Daar heb je niks aan. Jij had net na lange tijd weer een goede ervaring, en daar komt nu een pijnlijke herinnering overheen vanwege de laatste behandeling. Dan is de winst van positieve verwachtingen en hoop weer weg. Grote kans dat je daardoor weer een tijd niet gaat en weer veel nare rampfantasieën ontwikkelt.” Dat klopt. Een week na de behandeling heb ik elke dag wel aan de mondhygiëniste gedacht.

Tandartsen kunnen nog meer doen om het bezoek fijner te maken voor patiënten. Tijdens de opleiding tandheelkunde geeft De Jongh daar les over. “Uit onderzoeken blijkt dat afleiding helpt. Plaats bijvoorbeeld een beeldscherm met tekenfilms of natuurbeelden in het plafond. Dan denken patiënten aan andere dingen en maken ze minder snel adrenaline aan.”

Het is ook belangrijk om duidelijk te communiceren. Een tandarts moet stap voor stap vertellen wat hij of zij doet. “Zelfs als diegene de patiënt maar even aanraakt. Geef ook altijd aan direct te stoppen als de patiënt een hand opsteekt. Als tandartsen zich zo gedragen zijn ze voorspelbaar en geven ze de macht terug aan de patiënt.”

Ik begrijp rationeel goed dat het verstandig is om naar de tandarts te gaan. Maar het kost me toch veel moeite om voor een tweede keer naar de mondhygiëniste te gaan. Ik vraag haar om een verdoving en de mondhygiëniste smeert een goedje op mijn tandvlees. De pijn is aanzienlijk minder, maar het zit overduidelijk ook tussen mijn oren. Ik laat geen enkele emotie zien, ik trek me weer helemaal terug in mijzelf. “Het gaat hartstikke goed, volgens mij ben je helemaal niet bang”, zegt ze. Als ze een grote haak pakt om kalk tussen mijn tanden weg te halen, schrik ik wel zichtbaar. Dat merkt ze en haalt de haak direct weer uit mijn mond en legt uit wat het is. Met de haak schraapt ze achter in mijn mond, vlakbij waar vroeger mijn verstandskiezen zaten. Ik begin heftig te zweten, mijn haar en armen worden nat.

Een half uur later sta ik buiten. Mijn nek doet pijn, omdat ik verkrampt heb gelegen. Het voelt alsof er nog steeds iemand met een haak over mijn tanden gaat. Ik weet dat de mondhygiëniste echt rekening met me hield, maar ik voel maar een beetje opluchting. Afgrijzen overheerst. Ik probeer de behandelingen te zien als een noodzakelijk kwaad. De volgende afspraken voor de halfjaarlijkse controle en bij de mondhygiëniste heb ik al gemaakt. Het zijn de eerste afspraken van 2019 die in mijn agenda staan. Of ik ook echt ga, durf ik niet te zeggen.